Een dromer die liever tekende

[nr.004] Loddereindoosje Amethist 18 kt - Van der Meulen Edelmetaal BV ‘Mijn vader kon prachtig tekenen’, vertelde Jan van der Meulen in de lente van 2008. ‘Maar hij was niet oorspronkelijk. Hij bedacht niet zelf wat hij wilde tekenen. Nee, heit (vader in het Fries) tekende na. Kopiëren, zou je nu zeggen. Hij heeft Saskia van Rembrandt bijvoorbeeld nagetekend. Dat was echt fantastisch. Je zou zweren dat het een tekening van Rembrandt zelf was’.

Vijfde kind

Cornelis van der Meulen wordt op 15 februari 1900 geboren als vijfde kind in het gezin van Jan Hendrikus van der Meulen en Jacoba de Jong. Twaalf jaar eerder kwam zijn oudste zuster Anna ter wereld, op 30 mei 1888. Na haar volgde broer Hendrikus op 1 december 1890, en tweede broer Christiaan Jacob op 15 september 1892. Na hem kwam weer een meisje, Romkje, op 8 mei 1896. Cornelis sloot de rij in februari 1900. Anna, de oudste, trouwde met Romke de Boer. Ze kregen drie kinderen, Pier, Jan en Tjitske. Anna overleed op 30 januari 1964, haar echtgenoot op 13 augustus 1974.Tweede zoon Hendrikus had geen affiniteit met de zilversmederij. Hij studeerde in Wageningen, trouwde met Tetje van der Zijl en samen vertrokken ze per schip naar wat toen nog Nederlandsch Oost-Indië heette, het huidige Indonesië. Ze vestigden zich op Sumatra en brachten er een aanzienlijk deel van hun leven door. Drie zonen werden geboren, Jan, de jong overleden Albert en de tweede Albert. Die had de avontuurlijke aard van vader meegekregen en werd veearts in Canada. Ook de in 1892 geboren Christiaan Jacob -hoewel zijn vernoeming naar de voorvader die de zilversmederij zo aanzienlijk had gemaakt anders doet vermoeden-, ging een andere kant op dan die van het zilver. Hij vertrekt voor een periode naar Amerika, komt terug en trouwt met Dorothea Siersma. Hij wordt boer en zij drijft later een kruidenierswinkel in het tussen Joure en Terherne gelegen Terkaple. Zij kregen twee zonen, Jan en Tjalling. Dus was het Cornelis die door zijn vader bij het familieambacht betrokken werd.

Erfenis van oom

Cornelis heeft een wat verwarrende jeugd. Want in 1903, hij is dan nog maar drie jaar, overlijdt zijn oudoom Christaan Jacob Brunings. Die laat aan de vader van Cornelis niet alleen zijn zilversmederij na, maar ook nog een bedrag van naar schatting 75000 gulden. Naar de maatstaven van 1903 daadwerkelijk een vermogen. Het gezinsleven waarin Cornelis als jongste opgroeit verandert totaal. Zijn vader, altijd knecht geweest in de zilversmederij van oom Christiaan Jacob Brunings, is plotseling een vermogend man, die eigenlijk niet meer hoeft te werken. De zilversmederij is er, maar er bestaat geen enkele druk meer om de vertrouwde zilveren sier- en gebruiksvoorwerpen te produceren. Om het geld hoeft het niet, door de erfenis is daarvan genoeg voorradig. In redelijk snel tempo wordt de zilversmederij een soort tijdverdrijf voor de vader van Cornelis. Een mens moet toch iets te doen hebben. Brandewijnkommen, vuurcomforen, tabakspotten en tabaksdozen, thee- en suikerpotten, lodderijndoosjes, ze verdwenen stuk voor stuk en met redelijke snelheid uit het leveringsprogramma van de zilversmederij. Wat blijft zijn de theelepels, suikerscheppen en roomlepels. Het meesterteken van de vader van Cornelis, vdM77, wordt nog zelden gebruikt.

Niet gelukkig

Geld maakt niet altijd gelukkig, dat is ook de praktijk in het huwelijk van de ouders van Cornelis, Jan Hendrikus van der Meulen en Jacoba de Jong. Moeder Jacoba vindt dat ze nu ook ‘op stand’ moet wonen. Er is onvrede, en er wordt regelmatig verhuisd in Joure. Zo woont de familie aan de Geert Knolweg, de Feansterdyk en in Westermeer. De levenswijze van het gezin en de roerigheid van de uitvliegende kinderen kost veel geld. Waar afgaat en niet bijkomt wordt minder, zo luidt een oud spreekwoord. De qua aard neerslachtige moeder van Cornelis overlijdt in 1921. Dan is er nog maar weinig over van het in 1903 geërfde vermogen, waarschijnlijk alleen het huis in Westermeer en wat effecten. De jonge Cornelis is een rustige, wat stille jongen, met een kunstzinnige aanleg. Hij groeit op in een bewogen periode. De Eerste Wereldoorlog (1914 – 1918) eist miljoenen slachtoffers. Nederland blijft neutraal, mobiliseert, maar vecht niet mee. Hij krijgt ongetwijfeld een gevoelige tik als in 1918 zijn lievelingszus Romkje aan de Spaanse griep overlijdt. De jaren twintig culmineren in de beurskrach van 1929. De wereld wordt in een diepe crisis gestort. Ook Nederland krijgt daarvan zijn deel.

Meteropnemer

Cornelis trouwt op 7 november 1923 met Trijntje Bouwman, die sinds 1921 het huishouden van zijn vader en hemzelf bestierde. Het huis aan de Feansterdyk wordt verkocht en het jonge echtpaar plus vader Jan Hendrikus verhuizen naar een woning op het Zand nr C10. Daar wordt op 18 september 1924 hun oudste zoon Jan geboren. De verhuizing van de Feansterdyk naar het Zand was maatschappelijk een ferme stap terug. In 1926 wordt aan het Jonkersbosje een huis in aanbouw gekocht, vooral op aandrang van de jonge echtgenote van Cornelis. Erachter komt de smederij.

Trijntje van der Meulen-Bouwman heeft een nuchtere, zakelijke instelling die, zo lijkt het, zowel bij haar zoon Jan als bij kleinzoon Jaap terug te vinden zijn. De smederij aan het Jonkersbosje wordt ingericht met de restanten van de inventaris die nog over zijn. Veel is weg, verkocht, verwaarloosd. Cornelis wordt meteropnemer bij het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf. Maandelijks moet hij in Joure 600 meters controleren. Hij ontvangt acht cent per gecontroleerde en opgenomen elektriciteitsmeter. Dat is elke maand twee tot drie weken werk. Zoon Jan herinnert zich dat hij en zijn broers de meterstanden in de boekjes moesten schrijven ‘Vader vond het ronduit rotwerk’, vertelde hij. Maar er moest in deze crisistijd toch brood op de plank komen.

Tekenaar

Liever tekende Cornelis. Een oude platenbijbel was een enorme inspiratiebron om eindeloos complete afbeeldingen of delen daaruit na te tekenen. En Cornelis had een prachtig handschrift. Heel beperkt werd in de smederij nog zilver verwerkt. In het begin heeft Cornelis er nog wat knechten aan het werk, maar bij het slechter worden van de economie in de jaren dertig (na de crisis van 1929) vertrekken die ook. Alleen grootvader Jan Hendricus helpt zo af en toe bij het polijsten van wat zilveren theelepels. Het zat Cornelis ook niet mee. Net toen Nederland na de crisisjaren weer wat normaliseerde en er opnieuw geld aan zilveren sier- en gebruiksvoorwerpen werd besteed, kwam in Duitsland Hitler aan de macht. Met kort daarop in 1940 in Nederland de bezetting, en de tot 1945 durende Tweede Wereldoorlog. ‘Mijn vader heeft weinig geluk gehad met de zilversmederij gedurende zijn leven’, zegt zoon Jan. ‘Net als hij wat zou gaan doen, gebeurde er weer wat. De crisis, de oorlog, en tijdens de wederopbouw eind jaren veertig hadden de mensen ook geen geld. En vader was natuurlijk toch niet echt een zilverman. Mijn moeder hield de touwtjes strak in handen, en daardoor hebben we ook overleefd’.

Verkeerde tijd

Toch had Cornelis veel vrienden in de Jouster ondernemerswereld. Allert Spanninga had vlakbij het Jonkersbosje zijn trouwringenfabriekje. Hij adverteerde met trouwringen waarin de namen van het toekomstige echtpaar konden worden gegraveerd. Er was enorm veel belangstelling, zoiets maakte trouwringen heel persoonlijk. De ringen kwamen met bosjes naar Cornelis van der Meulen. ‘Vader graveerde ze uit de hand. Met één vloeiende beweging. Echt fenomenaal. Dat heb ik nooit zo gekund. Er moeten heel wat Jousters en mensen elders in het land zijn (geweest) met door mijn vader gegraveerde trouwringen’, vertelt zoon Jan. Op 7 juli 1957 overleed Cornelis van der Meulen. Zijn oudste zoon en opvolger Jan van der Meulen: ‘mijn vader heeft wat de zilversmederij betreft eigenlijk altijd net de boot gemist. Hij zat in de verkeerde tijd. Maar hij heeft hem in elk geval bewaard, wat er nog van over was. En ik wist van klein jongetje af aan niet beter dan de smederij en het ambacht. Ik zat er op een krukje naast mijn grootvader te kijken. Zo is toch ook mijn vader een schakel in de ketting’. Echtgenote Trijntje Bouwman overleefde haar man bijna veertig jaar. Zij overleed in 1995.