Een heer van stand

[nr.261] Brandewijnkom groot - P. Heerens - 1974 Jan Hendrikus van der Meulen, geboren 14 oktober 1855. Volgens de kronieken in de omslag is Jan Hendrikus geboren op deze datum als derde kind van Hendrik Jans. Broer Ype Staak kwam ter wereld op 18-11-1849 en Bieuwe Hendriks op12-2-1854, gestorven op 7-12-1854, en vervolgens dus een jaar later Jan Hendrikus. Deze heeft dus de respectabele leeftijd bereikt van 86 jaar (gestorven 1941), en ik kan me wel voorstellen dat deze oude gentleman met horlogeketting, bolhoed en pandjesjas als statige zeventiger op jouw vader (immers geboren in 1924) indertijd grote indruk heeft gemaakt overleden 23 februari 1941

Als er iemand in deze zilverdynastie een wonderlijk leven heeft geleid, dan is het wel Jan Hendrikus van der Meulen. ‘Ik heb hem eigenlijk nooit naar zijn  jeugd gevraagd, en hij vertelde er ook niet over’, vertelde zijn kleinzoon Jan van der Meulen in een gesprek over zijn wedervaren in het familiebedrijf. Wel had hij goede herinneringen aan grootvader Jan Hendrikus die bij het gezin van zijn zoon Kornelis inwoonde. Grootvader Jan Hendrikus brengt kleinzoon Jan geregeld naar de bewaarschool aan de Midstraat. Ook wandelen de twee regelmatig, waarbij grootvader de ‘Hepkema’ (het dagblad) ophaalt, en de kleine Jan bij de winkel van Jan Faber af en toe een prentenboekje mag uitzoeken.

Bolhoed en pandjesjas

De herinnering is nog helder bij de kleinzoon: ‘grootvader was altijd als heer gekleed, in een lange pandjesjas met vest met daarin een gouden horloge aan een ketting, een gestreepte broek, de onafscheidelijke bolhoed op het hoofd. Hij droeg gesteven manchetten en ook een gesteven front. Als dit gewassen en opnieuw gesteven moest worden gebeurt dat in een winkeltje aan de Jouster Torenstraat’. Jan Hendrikus heeft in het huis van zijn zoon aan het Jonkersbosje een eigen zit-slaapkamer. Er staan boeken van De Genestet, een Concordantie (een concordantie is een alfabetische volgorde van alle in een geschrift, vooral in de bijbel voorkomende woorden en teksten met opgave van de plaats, waar zij voorkomen. De bekendste Nederlandse concordantie op de bijbel is die van Abraham Trommius) en zijn bijbel en psalmenboek. Kleinzoon Jan herinnert zich dat op een kastje een beeldje staat van bruin speksteen. ‘En het rook er altijd op een heel aparte manier naar grootvader’. Voor de kleine Jan een toen al oude man die altijd pijp rookt. Gebeurt dat buiten en waait het hard, dan dekt grootvader de kop van de pijp af met een lucifersdoosje.

Geen vrolijke start

Jan Hendrikus is dan al op een leeftijd dat hij kan terugzien op een wonderlijk verlopen leven, dat niet altijd even fleurig was. Geboren is hij in Drachten, waar zijn vader bakker is. Hij is het derde kind uit het huwelijk van zijn ouders Hendrik Jans van der Meulen en de uit Joure afkomstige Antje Olivier Brunings. Eerst komt zijn oudste broer Ype Staak van der Meulen ter wereld op 19 november 1849, daarna op 12 februari 1854 Bieuwe Hendrikus van der Meulen. Deze overlijdt, amper een half jaar oud, datzelfde jaar op 7 augustus. Het zorgt voor veel verdriet in het gezin. Op 14 oktober 1855 arriveert dan Jan Hendrikus, gevolgd door nog twee zusjes. Dat zijn Hinke, geboren op 8 mei 1857 en Rigtje op 29 maart 1859. Jan Hendrikus is nog maar een ventje van zes jaar als zijn vader op 5 oktober 1861 overlijdt. Het gezin verkeert al voor het overlijden van vader Hendrik Jans in een trieste situatie, mogelijk veroorzaakt door het zo vroeg overlijden van Bieuwe: Hendrik Jans is aan de drank geraakt. Dat veroorzaakt veel spanningen in het gezin. Na het overlijden van haar man houdt moeder Antje Olivier Brunings de bakkerij met behulp van de elf jaar jongere bakkersknecht Willem Jan Zuidema draaiende. Zij moet immers vier monden voeden. Antje Brunings hertrouwt na ruim twee jaar met Willem Jan Zuidema. Uit dit tweede huwelijk worden nog twee kinderen geboren. Dochter Janke Zuidema (geboren op 11 april 1864) leeft maar veertien dagen. Het kindje sterft op 26 april 1864. Op 13 juni 1866 volgt een zoon, Jan Willem Zuidema. Zowel met het huwelijk als de kinderen is de Jouster familie van Antje Olivier Brunings niet echt blij.

Verhuizing

Dat blijkt al uit het feit dat de namen van de vader en de broer van Antje niet op de huwelijksakte van de verbintenis met Willem Jan Zuidema staan vermeld. Hun namen komen wel voor op de akte van Antje’s huwelijk met Hendrik Jans van der Meulen. Maar er is meer. In het nieuwe gezin van zijn moeder lijkt geen plaats voor de kleine Jan Hendrikus. Als jongetje van een jaar of acht komt hij in Joure en wordt opgenomen door de broer van zijn moeder. Het is een verhuizing met grote gevolgen. Oom Christiaan Jacob Brunings en zijn vrouw Simkje Knaap zijn op 12 december 1839 getrouwd, maar hebben geen kinderen. Christiaan Jacob is zilversmid in Joure. Dat beroep zal het leven van Jan Hendrikus een bijzondere wending bezorgen. De jongen wordt van jongsaf opgeleid in de zilversmederij van oom, waar in die jaren al verscheidene knechten werkzaam zijn. Hij leert het vak en alle daarvoor benodigde technieken van binnen en van buiten, maar, zo blijkt ook later, wordt er niet echt door gegrepen. Een gedreven zilversmid wordt hij nooit. Ook is niet helemaal duidelijk hoe in deze periode de relatie met zijn in Drachten wonende moeder Antje is. Jan Hendrikus, en dat is wel aardig te vermelden, wordt mei 1875 in Joure lid van de Hervormde jongelingenvereniging. Hij doet in april 1878 belijdenis en blijft lid tot 2 juni 1887. Zijn opzeggen heeft te maken met zijn huwelijk: op 22 mei 1887 trouwt hij in de Hervormde Jouster kerk met Jacoba de Jong. En dan het frappante. Zijn halfbroer Jan Willem Zuidema, de zoon van zijn moeder Antje uit haar tweede huwelijk, trouwt met Johanna de Jong, een zus van Jacoba. Jan Hendrikus en Jan Willem zijn dus niet alleen halfbroers, maar ook zwagers van elkaar.

Erfenis

Jan Hendrikus van der Meulen en Jacoba de Jong krijgen vijf kinderen, twee dochters en drie zoons. De oudste is Anna, geboren op 30 mei 1888, gevolgd door Hendrikus op 1 december 1890. Christiaan Jacob, vernoemd naar oom Brunings (want zo wordt Christiaan Jacob Brunings in de familie genoemd) kwam ter wereld op 15 september 1892. Vervolgens werd dochter Romkje geboren op 8 mei 1896, en nummer vijf was Kornelis, die het levenslicht zag op 15 februari 1900. Jan Hendrikus werkt bij oom in de zilversmederij en ziet dat oom door de jaren heen een gefortuneerd man wordt. Oom is een echte ondernemer, zuinig, hardwerkend, leverancier van hoog kwalitatief zilverwerk en bovenal een voortreffelijk koopman. De producten uit zijn Jouster zilversmederij vinden gretig aftrek. Kinderen hebben hij en zijn vrouw Simkje niet, en als hij op 23 juli 1902 overlijdt, erven de neven en nichten in Friesland en Holland het vermogen. De door hem als klein kind in huis genomen neef Jan Hendrikus van der Meulen, het kind van zijn zuster Antje, erft de zilversmederij te Joure en nog een bedrag dat geschat wordt op ca. Hfl. 75.000, -. Een waar vermogen in die tijd. Jan Hendrikus, dan 47 jaar oud, is in één keer een man in bonus. En wat ook opvalt: zijn moeder en haar tweede man verhuizen vrij snel na het overlijden van oom Brunings van Drachten naar Joure. Oom Brunings heeft Willem Jan Zuidema, de zwager met wie hij niet zo was ingenomen, testamentair toch met een klein legaat bedacht.

Bedrijf zakt in

Hoe prachtig de erfenis van oom Brunings ook is, voor de zilversmederij die door oom is grootgemaakt, betekent het de nekslag. Jan Hendrikus heeft nooit het ‘heilig vuur’ bezeten voor wat het zilver betreft. Dankzij de voor die tijd gigantische erfenis hoeft hij niet meer te werken. Met de van oom verkregen rijkdom wordt de smederij een soort tijdverdrijf, waarbij productie en opbrengst van ondergeschikt belang zijn. Er is immers geld genoeg. Zo verdwijnen brandewijnkommen, vuurcomforen, tabakspotten, thee- en suikerpotten plus de beroemde tabaksdozen en lodderijndoosjes uit het leveringsprogramma. Wat nog blijft zijn de theelepels, suikerscheppen en roomlepels. Zilveren sier- en gebruiksvoorwerpen uit deze periode met het meesterteken ‘vdM77’ zijn dan ook schaars. Geld blijkt ook niet echt gelukkig te maken. Er komt onvrede in het gezin. Echtgenote Jacoba wil ook naar de nieuw verworven stand wonen en het gezin verhuist nogal eens. De royale levenswijze van Jan Hendrikus, Jacoba en hun kinderen gedurende de twintig jaar na het overlijden van oom Brunings zorgt ervoor dat van het geërfde vermogen in 1921 weinig over is. Waarschijnlijk niet meer dan het huis aan de Feansterdyk en wat effecten. Dan sterft ook Jacoba, de echtgenote van Jan Hendrikus, in 1921. Het huis moet worden verkocht, en Jan Hendrikus moet wel gaan inwonen bij zoon Kornelis, die met zijn echtgenote Trijntje Bouwman is verhuisd naar een woning aan het Jouster Zand en de zilversmederij voortzet. Dankzij haar inspanningen en zakelijk inzicht kan Jan Hendrikus ogenschijnlijk zijn status van welvarend heer op leeftijd handhaven.

Religieus

Geboren in een hervormd nest, werkzaam lid van bijvoorbeeld de hervormde jongelingenvereniging ‘Onderzoekt alle dingen en behoudt het goede’, doet Jan Hendrikus in 1878 belijdenis in de Nederlands hervormde kerk. Daar trouwt hij ook in 1887 met Jacoba de Jong. Jan Hendrikus is een religieus mens, en gegrepen door alles wat zich in het kerkelijk Nederland van die tijd afspeelt. Hij gaat in 1890 over naar de gereformeerde kerk, maar is daar door zijn vrijzinnige opvattingen toch weer een buitenbeen. De sociale controle binnen de gereformeerde gemeenschap (maar niet alleen daar!) is groot. Jan Hendrikus krijgt een ernstige berisping als bekend wordt dat hij in 1912 notabene op een zondag een portretfoto van zijn gezin heeft laten maken ter gelegenheid van zijn zilveren huwelijk. Argument van Jan Hendrikus: ‘dan zijn ze allemaal thuis en hebben de knappe kleren aan’. Het wordt niet gewaardeerd. De boze daad staat vermeld in de notulen van de kerkelijke gemeente. Toch blijft hij ook op latere leeftijd de gereformeerde kerk trouw. Inwonend bij zoon Kornelis gaat hij elke zondag trouw ter kerke, soms wel twee keer. Als het gezin van zijn zoon zich uitbreidt, besluit de familie dat Jan Hendrikus qua huisvesting in periodes van drie maanden bij zijn kinderen gaat rouleren. Zo vertoeft hij bij zijn zoon Christiaan Jacob (Chris) in Terkaple en bij dochter Anna in Makkum. Daar overlijdt hij op 21 februari 1941. Jan Hendrikus wordt in Joure bij zijn vrouw Jacoba en dochter Romkje begraven op Westermeer. Bijzonder was dat zijn uitvaartdienst gezamenlijk werd geleid door de hervormde en de gereformeerde predikant van de desbetreffende kerkelijke gemeenten van Joure. Op zijn grafsteen staat vermeld: ‘in de hope des eeuwigen levens’. Kleinzoon Jan herinnerde zich zijn grootvader als een religieus man zonder ambities voor de zilversmederij, die zoekende zijn weg ging door een voor hem niet eenvoudig en weerbarstig leven.